ERVE BRINKMAN TWEKKELO
Boerderij "Het Brinkman" is gelegen in Twekkelo en is een Rijksmonument. De boerderij beschikt over gaaf vakwerk in de achter en linker zijgevel. De boerderij is een typische en in Twente zeldzame vorm van onderschoer.
In 1475 genoemd als Lutticke Stroet.
In 1748 bewoond door van de Waargaarden en vrouw.
In 1767 bewoond door Waar Gerrit met zijn zoon en dochter en kostganger en een dochter van haar verstand.
Dit vakwerkboerderijtje dankt zijn huidige naam waarschijnlijk aan Jannis Brinkman, een van de eerste zetbazen die de textielfabrikant Gerrit Jan van Heek omstreeks 1870 aanstelde als bedrijfsleider op de hoofdboerderij Het Stroot. Brinkman moet er zijn oude dag hebben doorgebracht. Vermoedelijk identiek met het erve ‘Lutticke Stroot’, ofwel klein Stroot, dat genoemd wordt in een oorkonde uit 1338. Het gebouw is te zien op veel oude kaarten.
Uit: A.H. Enklaar, Landgoed Het Stroot, Dalfsen 1999.
Foto's op deze pagina zijn van mw. Marlies Enklaar.
De eigenaar van de kleine boerderij Brinkman heeft in vlugge pennestreken onderstaande tekening op papier gezet. Links staat een kleine schuur en rechts de boerderij zelf. De vakwerkbouw komt goed tot uiting en het is nog een Lõs Hoes want de schoorsteen staat voor op de nok van de boerderij. 
De achtergevel heeft aan beide zijden van de niendeur een aanbouw onder afdak een zogenaamde "hoekschotten"die van opzij gezien als een soort voet naar voet steken. De Duitsers noemden dit een "Fusswalm" een Nederlandse naam hiervoor bestaat niet. Misschien zouden we kunnen spreken van een schoenvormige gevel. Het is een type boerderij dat onregelmatig in midden en oost Nederland voorkomt.
Pentekening uit een schetsboek blad.
Afmeting 18 cm x 22.5 cm.
Datum: 30 augustus 1896

 

 

 

 

De naam Van de eerste zetbaas van erve Brinkman is  Jannes Brinkman.
Diamanten huwelijksfeest
Burgemeester van der Zee sloot het huwelijk Morgen zal het zestig jaar geleden zijn, dat in het oude Gemeentehuis alhier 't huwelijk werd voltrokken tussen G. Bos en Gerrit-Dina Brinkman , dochter van Jannes Brinkman en Hermina Jonas beiden uit Twekkelo, thans wonende Parkweg 81. Zestig jaar bijeen te mogen zijn, is een lange tijd. ja zo in doorsnee genomen bijna een mensenleven. Wij hebben daarom eens een praatje gemaakt met het echtpaar, hetgeen een vlot verloop had, want Opa Bos bleek een gezellig kouter te zijn
Ais we hem de onbescheiden vraag stellen hoe en waar hij zijn vrouw heeft leren kennen, schudt hij het hoofd en zegt lachend: „Kennen leer je een vrouw nooit al wordt je ook nog zo oud." Hij verhaalt dan van zijn ouderhuis ,,'t Hoeveler", een boerderij aan de oude Strootsweg, niet ver afgelegen was van 't Stroot, waar de vader van Gerritje Brinkman Hereboer was. Hij, Gradus, zag haar dus dikwijls. Ze waren al spoedig speelmakkertjes geworden en, zo verhaalt Opa Bos, we konden het samen zo goed vinden, dat we elkaar niet meer konden missen.  Op een goede dag, het was op een Vrijdag meen ik, zijn we beiden naar het Gemeentehuis gestapt, waar Burgemeester Van der Zee ons toen heeft getrouwd. Hij verhaalt dan van de grote boerenbruiloft op 't Hoeveler.
Wie nu denkt dat Gradus boer werd, heeft het mis. Als jongen van 13 jaar ging hij als wevershulp naar „"n Zwarten", de fabriek van P. ter Kuile aan de Parkweg. Waarom hij juist dit vak verkoos, laat zich moeilijk raden. Maar als hij dan verhaalt hoe zijn vader op de boerderij zelf een weefgestoelte bezat, waar hij grof linnen vervaardigde behoeven we naar het antwoord niet meer te gissen. Bij deze fabriek bleef hij zes jaar, om daarna nog 34 jaar als wever te werken op 't Schuttersveld.
Dat zijn geheugen, 15 September j.1. werd hij 85 jaar, nog buitengewoon goed is, blijkt wel uit het feit dat B. zich nog precies de spreuk kan herinneren op de' door zijn grootvader in de voorgevel van ,,'t Hoeveler" gemetselde steen Deze steen bestaat nog, want de nieuwe eigenaar van de boerderij heeft de steen belangrijk genoeg gevonden om hem bij de verbouwing van de boerderij wederom in de voorgevel te laten aanbrengen. Het opmerkelijke van deze steen is, dat de In gebeitelde spreuk talloze stijlfouten vertoont en men slechts met moeite kan ontcijferen wat er eigenlijk mee bedoeld is. De spreuk luidt: Den 14den April raakte door Gods machtige hand het vorige huis in brand maar door Gods zegen hebben wij alles herkregen en wij hebben gebouwd van stenen en van hout om ons hierin te generen waarin wij verwachten bij dagen en nachten den Zegen des Heeren.
Daaronder zijn de namen G. Vrieler en G. D. Bos vermeld alsmede' het jaartal 1803. Ja, dat leven op die boerderij.- Opa Bos raakt er niet over uitgepraat. We hadden wel uren lang kunnen luisteren- naar de kwajongensstreken, waarover hij verhaalde en die hij met zijn vrienden had uitgehaald. Kwajongensstreken zo grappig en oorspronkelijk, als ze maar zeer zelden voorkomen en dan nog alleen in een enkel goed jongensboek.
Drie oorlogen heeft het echtpaar meegemaakt. Die van '70—71 alsmede de beide wereldoorlogen. In de oorlog van '14—'18 heeft hij de pijp gestopt met een mengsel van gedroogde varens, linde- en bonenbladeren. Hij was er ziek van geworden op het laatst, ernstig ziek zelfs en de dokter had hem 't roken voorgoed verboden. Ook 't gebruik van sterke drank was hem ontzegd. En. zo vertelt Opa trots, ik heb me er aan weten te houden ook. Als we hem dan vragen of hij denkt daar aan zijn hoge leeftijd te danken te hebben antwoordt hij: „Ach, de mensen willen allemaal zo graag weten hoe ze oud kunnen worden. Daarom vragen ze ons ouderen. Het ligt niet alleen aan het nalaten van roken en drinken." Ik geloof zelfs niet dat 't met mate gebruiken van deze genotmiddelen een mens kan verhinderen om oud te worden. Neen. veel eerder geloof ik dat men slechts dan kans heeft om oud te worden wanneer men bij alles de juiste maat maar weet te houden"
Na deze wijze les nemen we afscheid doch niet voordat we hem en zijn vrouw een prettige dag hebben gewenst.
Bron: Tubantia Delpher.