INLEIDING KOETSHUIZEN IN ENSCHEDE
Enschede heeft een rijke geschiedenis als het gaat om stadsvilla’s, buitenplaatsen en landgoederen. Textielfabrikanten hebben in de afgelopen eeuw hun vastgoedsporen nagelaten voor zover deze in Enschede niet zijn gesloopt.
Gelukkig zijn er tot op heden nog veel historische landhuizen en villa’s bewaard gebleven die in vroegere tijden als woonhuis diende voor een rijke bovenlaag van Enschede. Het waren vooral de textielbaronnen die graag investeerde in pracht en praal als het om huizen ging en soms leek het wel op een onderlinge [familie] competitie. Voor het realiseren van deze panden werden bekende architecten gevraagd een ontwerp te maken zoals; Zeggelink, van Beers, Samuel de Clerq, Beltman en Basel. De opdrachtgevers waren zeer kritisch zowel voor wat betreft het exterieur en het interieur maar het resultaat mocht er dan ook zijn. Soms zijn zomerhuisjes van vermogende textielfabrikanten in het buitengebied van Enschede langzaam maar zeker uitgegroeid tot indrukwekkende landgoederen. In het binnenstedelijk gebied van Enschede werd eind 19e en begin 20e eeuw planmatig gewerkt aan riante wijken zoals bijvoorbeeld de
Stadsweide met prachtige stadsvilla’s.
Vanaf 1890 kwamen de eerste auto’s op de weg maar de koets was het vervoermiddel dat dagelijks door de elite werd gebruikt. De koets en de bijbehorende paarden waren kostbare investeringen die je niet zomaar in een schuurtje op stal zette. Er werden bij de villa of het landhuis koetshuizen gebouwd die architectonisch een geheel vormde met de eigen woning maar vaak wel op enige afstand. In het koetshuis werd meestal een woning gemaakt voor de koetsier en/of de tuinbaas. Maar ook de opslag van tuingereedschap, aardappelen, fruit en hooi werden in het koetshuis opgeslagen. Het koetshuis was het facilitair centrum geworden van de stadvilla of landhuis. De heer des huizes hoefde maar te knipperen of de koetsier kwam voorrijden.
Helaas zijn er in de afgelopen decennia verschillende koetshuizen gesloopt. Maar er werden ook villa’s gesloopt terwijl het koetshuis behouden bleef. Wij hebben een poging ondernomen om te ontdekken welke koetshuizen er in Enschede nog zijn. Het resultaat is vaak verbluffend en onze ontdekkingstocht heeft ons geleerd dat veel eigenaars het koetshuis niet alleen koesteren maar er ook een zinnige maatschappelijke bestemming aan hebben gegeven.

Smederij Jonker in de Kalanderstraat in Enschede omstreeks 1862.

De koets als ultiem vervoermiddel in de 19e eeuw.
Van de 17e tot de 20e eeuw was de koets met al zijn verschillende types als vervoermiddel het meest in omloop, maar het gebruik van paard en wagen gaat veel verder terug in de tijd. De Romeinen ontwikkelden al een wegennet, dat geschikt was voor het gebruik van wagens. Vóór die tijd waren de wegen zo slecht, dat mensen liever te voet of te paard gingen. Met het ontstaan van beter begaanbare wegen kwamen ook meer verschillende type wagens. Er waren zelfs comfortabele rijtuigen waar men in kon slapen, zoals de Carruca. Het woord 'kar' komt overigens van een militaire wagen die de Romeinen gebruikte, de 'Carrus'. Wie in de 18de eeuw zich over grote afstand wilde verplaatsen had daarvoor een paar mogelijkheden: was je rijk, dan had je een eigen koets en paard ter beschikking. Was je minder rijk, dan stapte je op de postkoets of trekschuit en was je arm, dan gebruikte je de benenwagen.
Eind 18e en begin 19e eeuw was de koets voor de rijke bovenlaag een populair vervoermiddel. Maar met een koets en een paard ben je er niet. Het waren in Enschede de welgestelden die naast het landhuis of villa een koetshuis bouwde. De koetshuizen waren multifunctioneel van opzet en waren niet alleen voor de stalling van paard en koets. De koetsier en de tuinman werden vaak gehuisvest in het koetshuis. Het onderhoud van een koets en vaak meerdere paarden gebeurde vaak aan huis maar in Enschede was er een bekende hoefsmid waar paarden werden gebracht om de hoefijzers te verwisselen.
Over de herkomst van het woord 'koets' bestaan verschillende verhalen. Zo zou het afstammen van de naam Kocs, een dorp in Hongarije waar het keizerlijk wagenpark zich bevond. Een ander verhaal is dat het afstamt van het woord 'coche', dat voor het eerst in 1545 in Frankrijk opduikt.
De betekenis van het woord 'koets' staat wel vast: het is een cabine, die met vier riemen tussen twee assen wordt opgehangen, waardoor een soort vering ontstaat die het reizen met een koets een stuk aangenamer maakte dan met een huifkar, die geen enkele vering had. Van hieruit ontwikkelden zich in alle delen van Europa verschillende soorten koetsen
Zo zijn er enkele bekende en minder bekende namen voor de diverse soorten: de coupé, diligence, Janplezier, paardentram en postkoets. Sommige types hadden maar één enkele functie, zoals het vervoer van personen, voor de jacht. Andere waren multifunctioneel (bijv. de Duitse Achenbacher) en waren voor meerdere doeleinden inzetbaar. Bepaalde types waren uitsluitend bestemd voor in de stad en andere juist voor langere afstanden tussen steden. Natuurlijk ontstond er bij de koets ook een klasseverschil en konden de rijksten zich zelfs een eigen koets veroorloven, die alleen op zondag gebruikt werd (kerkwagen).

Met de koets werden vaak grote afstanden afgelegd

In deze publicatie willen wij u graag kennis laten maken met de nog tastbare overblijfselen uit het tijdperk van de koets in Enschede. Er zijn in Enschede gelukkig nog enkele koetsierswoningen en koetshuizen in de originele staat.
Maar in sommige gevallen hebben de koetshuizen een nieuwe bestemming gekregen waardoor de continuïteit van het gebouw is gewaarborgd. Slechts enkele koetshuizen hebben de status van Gemeentelijk of Rijks monument en mede hierdoor is onze oproep om meer koetshuizen deze monumentstatus te verstrekken. Koetshuizen zijn een belangrijk deel van onze historie en verdienen het om beschermd te worden.